Uitreiking Lof der Zotheidspeld 2025 op 27 oktober in de Burgerzaal van het stadhuis te Rotterdam
Opening door Jeroen Chabot, voorzitter van het Comité “Erasmus icoon van Rotterdam”
Het Comité Erasmus verbindt alle initiatieven van instellingen, organisaties en privé-personen die iets met Erasmus doen. Jaarlijks hoogtepunt van de activiteiten is de Erasmusweek waarin zijn geboortedag valt. Maar daarbuiten zijn we ook actief, zoals bijvoorbeeld bij de viering van 450 jaar handelsrelaties tussen Japan en Nederland dat samenviel met de wereldtentoonstelling in Osaka. Ons bestuurslid Robbert Nesselaar heeft ervoor gezorgd dat Erasmus prominent aanwezig was bij de festiviteiten. In de catalogus die bij de Nederlandse activiteiten bij de wereldtentoonstelling verscheen was een grote passage opgenomen over Erasmus en het belang van zijn denken.

De Erasmusweek laat tal van activiteiten zien: van de living library op zaterdag en een filosofieworkshop in de Centrale Bibliotheek op zondag, een gespreksavond over polarisatie in gebouw De Heuvel en een workshop waarin je een adagium naar keuze van Erasmus op een tas kan drukken en het jaarlijks terugkerende evenement waarin de eerstejaars van het Erasmiaans Gymnasium naar de achtste groep van hun basisschool teruggaan om les te geven over Erasmus. Zo bereiken ze maar liefst 85 basisscholen!
De week scharniert om de uitreiking van de “Lof Der Zotheidspeld” aan iemand die de Erasmiaanse waarden in werk en persoon vertegenwoordigt en zijn waarden propageert. En dat is belangrijk. Want daardoor kunnen we wereldburgers worden die de arrogantie van de macht belachelijk maken, die de ander respecteren en waarderen om wat deze bijdraagt aan onze samenleving, die kennis vergaren en verspreiden om vooroordelen en onwaarheden te herkennen en te bestrijden, die verbinding maken met anderen om verschillen te overbruggen en onze wereld beter te maken.
De laureaat van dit jaar, Beatrice de Graaf doet dat als geen ander. Marjan Beijering zal haar inleiden. Dank u wel.
Irene Smit, vice-voorzitter van het Comité “Erasmus icoon van Rotterdam”
Een hartelijk welkom aan U allen, met name aan mevrouw Beatrice de Graaf, onze laureaat, mevrouw Marjan Beijering en burgemeester Carola Schouten, die wij zeer erkentelijk zijn voor de gastvrijheid in deze Burgerzaal. Wij begroeten ook onze Belgische gast van het Erasmushuis in Anderlecht waar Erasmus in 1521 6 maanden verbleef, mevrouw Hélène Haug. Wij vieren de verjaardag van Erasmus – weliswaar een dag te vroeg, maar met een hele Erasmusweek lijkt dat minder relevant. We vieren deze dag in het Rotterdamse Jaar van de Vrouw, een initiatief van Marjan Beijering en Anouk van Mil.

Behalve Erasmus kwamen er nu al 5 vrouwen langs. Erasmus en vrouwen; valt daar iets over te zeggen? We kunnen in ieder geval even naar Erasmus zelf luisteren: In de Colloqiua komt een gesprek voor tussen een abt en een geletterde vrouw. Beiden spreken over de intellectuele vorming van de vrouw.
De vrouw zegt: “Het is trouwens niet zo ongewoon als je denkt: in Spanje en in Italië zijn niet weinig vrouwen van de hoogste standen welke man ook gewaagd. In Engeland zijn er de dochters van More, in Duitsland de jongedames Pirckheimer en Blaurer. Als jullie niet opletten, zal het nog zo eindigen dat wij de theologenscholen leiden, en preken in de kerken en die mijters van jullie dragen.”
De abt zegt dan: “De Heer verhoede dat!”
De vrouw: “Nee, het is aan jullie om dat te verhoeden. Maar als jullie op de ingeslagen weg verdergaan, zullen de ganzen zich nog eerder aan het preken zetten dan jullie, herders die geen boe of bah zeggen, te verdragen. Het schouwtoneel van de wereld wordt op zijn kop gezet, zoals jullie zien. Ieder moet zijn eigen rol spelen of verdwijnen.”
De volgende spreker is echt niet van plan te verdwijnen dus nodig ik Jeroen Chabot, voorzitter van het Comité Erasmus uit zijn rol te spelen. Marjan Beijering is een Nederlands historica, journaliste en docent. Haar expertise ligt op het gebied van vrouwengeschiedenis, oral history en Rotterdam. Samen met Anouk van Mil is zij initiatiefneemster van 2025: het Rotterdamse jaar van de vrouw. Van 8 maart (vrouwendag) tot en met 10 december (dag voor de rechten van de mens) wordt in Rotterdam aandacht gevraagd voor de positie van vrouwen in deze stad en wordt er gewerkt aan een gelijkwaardige toekomst voor alle Rotterdammers. Bij het Rotterdamse Jaar van de Vrouw keek Marjan terug op de 50 jaar na het Internationale Jaar van de Vrouw; het Comité Erasmus vroeg Marian een nog grotere stap terug in de tijd te zetten: niet 50 maar 500 jaar terug. En ze zei “Ja!” dus graag het woord aan jou
Irene Smit, vice-voorzitter van het Comité “Erasmus icoon van Rotterdam”
Lof der Zotheid-lezing door Marjan Beijering
Uitreiking Lof der Zotheidspeld 2025 op 27 oktober
in de Burgerzaal van het stadhuis te Rotterdam
Man doe eens dwaas: samen de ongelijkheid de baas!
Geachte aanwezigen,
meer dan vijf eeuwen na het verschijnen van de Lof der Zotheid ben ik gevraagd om nu, in het Rotterdamse Jaar van de Vrouw, het gedachtegoed te belichten van Erasmus. U weet, de Lof der Zotheid of Dwaasheid is een rede die verteld wordt door een als vrouw verkleed personage. Vrouw Dwaasheid die lof uitspreekt over de dwaasheid, dat is op zichzelf al dwaas.
Dus wat betekent het als hij schrijft over de ongelooflijke dwaasheid van vrouwen, die hun uiterlijk het allerbelangrijkste vinden en vooral mannen willen behagen? En dan zegt: ‘Maar vrouwen zijn ook weer niet zo dwaas dat ze kwaad op mij zouden worden omdat ik ze dwaasheid toeschrijf: tenslotte ben ik ook een vrouw én dwaasheid.’ (LdZ, 29-30)
Erasmus was een kind van zijn tijd die zich bewoog in het stramien van hoe mannen en vrouwen in die tijd met elkaar omgingen. Maar hij was ook een onafhankelijk denker. Als we het vanuit het huidige perspectief hebben over omgaan met elkaar, dan hebben we iets aan dwaasheid. Erasmus’ vrouw dwaasheid zegt: ‘Geen enkele sociale relatie of verbintenis kan prettig of stabiel zijn zonder mij. Zonder dwaasheid zouden mensen niet om beurten ten opzichte van elkaar fouten maken, dan weer flikflooien of wijselijk een oogje dichtknijpen en stroop om de mond smeren.’ (LdZ, 35)
Vrouwen van Rotterdam
Laat ik mijzelf introduceren. Ik heb samen met Anouk van Mil het initiatief genomen om 2025 uit te roepen tot het Rotterdamse Jaar van de Vrouw. Het idee daarvoor kwam voort uit een archief- en oral-history-project over de tweede feministische golf in Rotterdam. We zagen hoezeer de geschiedenis, rol en positie van vrouwen onderbelicht zijn in Rotterdam en het leek ons zinnig om terug te blikken naar wat vijftig jaar inspanningen van vrouwen hebben opgeleverd. We wilden onderzoeken waar we nu staan en wat we voor de toekomst zouden willen.
Het afgelopen jaar hebben we aandacht gevraagd voor gelijke beloning en kansen voor vrouwen, voor erkenning en herkenning van de kwaliteiten en levens van vrouwen, voor zelfbeschikking en voor veiligheid. Want nog steeds is het zo dat er minder vrouwen werken dan mannen, dat ze minder uren per week werken en dat ze moeite hebben om leren, werken en zorgen te combineren. Vrouwen zijn vaak de drijvende krachten in vrijwilligers- en onbetaald werk, terwijl hun bijdrage niet altijd wordt erkend en gezien. Een meerderheid van de Rotterdamse vrouwen heeft te maken gehad met straatintimidatie en jaarlijks zijn er honderden meldingen van seksueel geweld. Het treurigste feit is wel dat de stad landelijk de meeste gevallen van femicide kent: moord op een vrouw door een (ex-) partner of familielid.
Er moet echt nog een en ander veranderen aan de situatie van vrouwen in Rotterdam (en uiteraard ook daarbuiten). Dat is ook goed voor de stad, voor iedereen, want het vrouwelijk talent en potentieel kunnen veel beter worden benut.
Bij onze bijeenkomsten zien we hoezeer vrouwen van heel verschillende leeftijden en achtergronden elkaar opzoeken en waarderen. We vinden het jammer dat we er zo weinig mannen zien en de enkele man die wel komt vindt dat ook.
We hebben namelijk ook gezien dat veel mannen uitstekend begrijpen waar we voor staan. Ongelijkheid is geen vrouwenprobleem, maar net zo goed een mannenprobleem. Welke verantwoordelijkheid ligt er bij mannen? Hebben zij schuld aan wat er gebeurt? Geldt dat voor alle mannen?
En als dat zo is, wat doen we er dan aan, kunnen we iets leren van Erasmus?
Vrouwen rond 1500
Ik heb proberen uit te zoeken in wat voor wereld Erasmus leefde. Hoe was Rotterdam in die tijd, in het bijzonder voor vrouwen? Het is lastig om dat specifiek voor Rotterdam te benoemen. Maar we weten wat de situatie was in Brabant.
Voor het boek Wijvenwereld hebben Vlaamse historici namelijk uitgezocht wat de situatie was van gewone vrouwen in de vijftiende eeuw. Daaruit blijkt, en het is aannemelijk dat dit ook voor Rotterdam gold, dat vrouwen in relatieve vrijheid leefden. Ze speelden een rol in adel en religie, zaten in de handel, waren geldschieters en ambachtsvrouwen en ze mochten erven. Weliswaar stonden getrouwde vrouwen onder toezicht van hun man – dat zou overigens tot 1957 zo blijven -, maar als hij zonder toestemming aan haar bezit zat, kon ze hem voor de rechter slepen.
Ongehuwde vrouwen en weduwen hadden nog meer rechten. Dat blijkt ook als je kijkt naar de teksten die Erasmus schreef over vrouwen. Deze zijn op te delen in drie categorieën. Ze gaan over ongehuwde meisjes en dan in het bijzonder over diegenen die het klooster in willen. Hij schreef over hoe getrouwde vrouwen zich dienden te gedragen in het huwelijk. En tenslotte schreef hij over weduwen, een interessante groep, want zij waren ongebonden en verdienden respect. En niet zelden waren zij rijk: een tekst die hij schreef over de bijbelse weduwe Judith is opgedragen aan Maria van Oostenrijk. Zij was een van de weldoensters die hem financieel ondersteunde. (Rummel, intro)
Ik ben op zoek gegaan naar beelden van vrouwen uit de tijd van Erasmus. Museum Boijmans organiseerde in 2009 de expositie Erasmus in Beeld. Op vrouwenportretten in de catalogus is meestal de heilige Maria afgebeeld. Een belangrijke rol is ook weggelegd voor de hierboven al genoemde Judith, de rijke Joodse weduwe die het hoofd van legeraanvoerder Holofernes afhakte en zo haar volk van de ondergang redde. Verder zijn vrouwelijke tijdgenoten te zien die een thema uit de Lof der Zotheid illustreren.
Zo zien we op schilderijen vaak de ‘ongelijke liefde’ afgebeeld. In de meeste gevallen gaat het daarbij om jonge vrouwen met een oude man en soms om oude vrouwen met een jonge man. Erasmus vond dit soort verhoudingen belachelijk, maar de vrouwen op de afbeeldingen zien er in ieder geval niet onmondig uit.
Een aanwijzing dat vrouwen een actieve rol in de samenleving hadden is misschien ook een opmerking in Ach Lieve Tijd, over de bouw van de Laurenskerk in 1449: vrouwen (en kinderen) zouden geholpen hebben met de bouw van de kerk. De economische uitsluiting van vrouwen en de heksenvervolgingen zijn van latere datum.
In het Rotterdam van de vijftiende eeuw mogen ook meisjes naar de onderbouw van de Latijnse school – de voorloper van het Erasmiaans Gymnasium. De rector staat dat toe en het is misschien geen toeval dat hij ook een vrije uitoefening van godsdienst hoog in het vaandel had staan. Maar rond 1550 wordt hem door de vroedschap te verstaan gegeven dat hij geen meisjes meer mag toelaten. We kunnen ons afvragen: als dat niet was gebeurd, hadden we dan Rotterdamse vrouwelijke denkers uit het begin van de zestiende eeuw gekend?
Welke vrouwen komen we tegen in het leven van Erasmus? Hij ging op achtjarige leeftijd naar de Grote School in Deventer. Zijn moeder Margareta vergezelde hem daarbij, omdat hij nog zo jong was. Dat was kennelijk niet vanzelfsprekend: hij had geluk, schreef hij.
Rond zijn achttiende verloor hij zijn beide ouders. Een paar jaar later schreef hij, een jonge man nog, een brief aan Elisabeth, een non. Mogelijk een dochter van een andere weldoenster, Bertha van Heye, die goed voor hem was geweest toen hij wees werd. In zijn brief waardeert Erasmus dat Elisabeth zich bekommerde om zijn lot en hij prijst haar vriendschap en trouw. Veel meer is er niet bekend over de persoonlijke relaties die Erasmus onderhield met vrouwen. Hij meende dat onderwijs voor meisjes vooral belangrijk was omdat het voorkwam dat meisjes in de problemen raakten. Die houding lijkt te veranderen als hij een tijd in huis woont bij zijn vriend Thomas More, die zijn dochters leerde lezen in het Grieks en Latijn en ze leerde jagen op klein wild. Het idee is dat er bij Erasmus een ommekeer in zijn denken plaats vond na de ontmoetingen met deze vrouwen: hij correspondeerde later met een van More’s dochters. (Rummel,10)
Gelijkheid en maatschappelijke hervorming
Misschien moeten we ook niet zozeer kijken naar wat Erasmus over vrouwen schreef, maar ons verdiepen in zijn ideeën over wat een goed leven is en hoe mensen in een samenleving met elkaar moeten omgaan. De Lof der Zotheid is een satire die laat zien hoe je een goed en vroom leven kunt leiden. Erasmus wilde zijn bekendheid inzetten om zijn tijdgenoten tot betere mensen te maken. Hij pleitte voor eenheid in de kerk, voor vrede. Hij besefte dat er meerdere waarheden tegenover elkaar kunnen staan en pleitte voor een nieuwe spiritualiteit, een die niet draaide om het individu, maar om een gemeenschappelijke, maatschappelijke hervorming. (Bloemendal, 57 en 96)
En hier spring ik naar onze eigen tijd. Recent schreven Beatrice de Graaf en Rik Peels dat de balans tussen individu en gemeenschap moet worden hersteld. Ze stellen dat de taal waarin vorm wordt gegeven aan een gemeenschappelijk gedragen publieke zaak, is verdwenen. Eeuwenlang was die taal er wel doordat de meeste mensen uitgingen van de klassieke deugden moed, rechtvaardigheid, verstandigheid en gematigdheid.
Die deugden zijn een manier om een betere, harmonieuze samenleving te creëren. Het vergt wat oefening en creativiteit, zeggen zij, maar gesprekken over hoe we moeten samenleven worden interessanter en constructiever, als we het over de boeg van gemeenschappelijke deugden gooien.
Dat geldt ook voor gesprekken over de verhouding tussen mannen en vrouwen. Huiselijk geweld, straatintimidatie, een lagere arbeidsduur en een ongelijke verdeling van zorgtaken zijn geen individuele maar maatschappelijke problemen.
Het gaat er niet alleen om dat meer vrouwen opgeleid worden, werken, een positie innemen die bij ze past. Het gaat erom dat hun talenten worden ingezet en dat de samenleving zo is ingericht dat ze de ruimte krijgen. Dat vereist dus ook bij mannen een breed besef van de meerwaarde van die gemeenschappelijke deugden. En hier komt Erasmus weer om de hoek kijken als hij zegt: ‘De talenten van begaafde mensen zijn verschillend en ieder tijdperk heeft zijn eigen karakter. Laat ieder tonen waartoe hij in staat is en laat niemand jaloers zijn op een ander die op zijn manier en naar de mate van zijn krachten probeert iets bij te dragen tot het onderricht van allen.’ (Erasmusprijs)
We zijn allemaal lerende wezens. Verandering van inzicht kan, het is belangrijk om dat te erkennen. Net zoals verschil van mening, als dat onderbouwd is. De waarheid is niet vaststaand, alles is work in progress. Ook dat kunnen we van Erasmus leren.
Vrouwen zijn niet beter dan mannen. En mannen zijn niet beter dan vrouwen. Vrouwen en mannen hebben elkaar nodig (nog afgezien van dat niet iedereen zich thuis voelt in de rol en gender die hen van nature is toebedeeld). De manier waarop we met elkaar omgaan is – als het goed is – een voortdurend onderwerp van gesprek.
Een ander scenario
En daarom haal ik graag de Britse beeldende kunstenaar Grayson Perry aan, winnaar van de Erasmusprijs. Hij strijdt tegen het hokjesdenken. Hij draagt graag jurken, wat er mede toe bijgedragen heeft dat hij een boek schreef over mannelijkheid. Hij stelt dat het heersende beeld van mannelijkheid maar voor een klein deel van de mannen werkt. Het werkt bijvoorbeeld niet voor mannen voor wie criminaliteit de enige manier is om aan armoede en achterstand te ontsnappen.
Het werkt ook niet voor mannen die geen partner vinden, moeilijk vrienden maken en er tenslotte een eind aan maken. En wat te denken van al die boze mannen die hun mannelijke bagage over de rest van ons uitstorten. (En -voeg ik daaraantoe- er nog een Televizierring voor krijgen ook)?
Wij mannen, zegt Perry, moeten ons afvragen wat voor soort man een bijdrage zou zijn aan een betere wereld, voor iedereen. Hij vergelijkt jonge mannen die tot in het extreme hun mannelijkheid willen bewijzen, met Japanse soldaten die al vechtend uit de jungle opdoken, lang nadat de oorlog voorbij was. Ze zijn getraind iets te presteren waar geen behoefte meer aan is. Misschien moeten we die fanatieke mannen in datzelfde licht bekijken, hen vertellen dat de oorlog is afgelopen en ze helpen zich aan te passen aan het leven in een moderne maatschappij. (Perry, 112)
Daarbij spelen vrouwen ook een rol.
In de column ‘Vrouwen zijn een voorbeeld voor jongens’ schreef Maxim Februari over huiselijk geweld en intieme terreur. Hij pleitte ervoor om naar verklaringen en achtergronden te kijken, omdat je anders dit soort problemen nooit oplost. Ik citeer: ‘Vrouwen moeten zich realiseren dat ze deel uitmaken van de oplossing, dat ze ook een voorbeeld zijn voor hun zoons. Je sticht geen vrede door onderscheid te maken tussen bevolkingsgroepen of door jongens de gedachte mee te geven dat de toekomst zonder hen kan: dat maakt de wereld geen veiliger of gelukkiger plaats. Jongens worden er ook niet beter van als ze denken dat later alle onbekende vrouwen op straat tegen hen beschermd moeten worden. (…) Ook jongens hebben een fijn script nodig – en vrouwen zijn daar medeverantwoordelijk voor.”
Hoe zou dat script eruit kunnen zien? Ik weet het niet precies, maar ik kan me voorstellen dat het helpt als we met z’n allen vertragen, meer waardering hebben voor het alledaagse. Grayson Perry biedt een mogelijkheid voor een nieuw mannelijk archetype als hij zegt: ‘We rijden maar zelden met onze auto het racecircuit op, dus misschien kunnen we beter een model kopen waar we wat aan hebben bij de dagelijkse dingen. Wat we willen is een mannelijkheid die gemakkelijk te parkeren is, een ruime achterbak heeft, kinderzitjes en zuinig rijdt. Alleen met de goede uitrusting zijn mannen klaar voor de vrede.’ (Perry, 148-149)
Het is een lofzang op alledaags geluk en een pleidooi voor vertragen.
Een voorbeeld dichter bij huis is dat van het WEEF collectief, dat gevormd wordt door Lieve Fikkers en Helène Vrijdag. Zij voeren performances op waarbij zij vrouwenportretten weven. Het contrast tussen het beeld dat op zichzelf dynamisch is en de traagheid waarmee het beeld gemaakt wordt is fascinerend. Weven is een verstorende en feministische daad, zeggen zij. Het focust ons en ons publiek en maant ons om zachter te worden en te vertragen.
‘Gelijkheid verwekt geen oorlog’, is een van de adagia van Erasmus. Erasmus was tegen iedere oorlog, want rechtvaardige oorlogen bestaan niet. Zoals hij het verwoordde: het gaat erom te streven naar een juiste houding ten opzichte van God, je naaste en jezelf. Een houding die de wereld, de mensen om je heen ten goede komt.
Rotterdam heeft evenveel beelden van Erasmus als van bekende vrouwen die echt hebben bestaan. Wij wilden in dit jaar ook een levend monument oprichten voor de vrouwen van Rotterdam die in de Rotterdamse geschiedenis, in het bijzonder in de laatste vijftig jaar op de barricades zijn gaan staan, aandacht hebben gevraagd voor de vrouwenzaak.
En dus niet omdat we vrouwen beter vinden dan mannen, of dat het we denken dat er een mannen- of een vrouwenprobleem is, maar omdat we vinden dat de balans in de samenleving beter kan. Vandaar dat we kozen voor een titel met een knipoog naar de feministische leuzen uit de jaren zeventig: ‘Man doe eens Dwaas, samen de ongelijkheid de baas.’
Want waaruit komt leven anders voort dan uit dwaasheid? Dwaasheid zorgt ervoor dat er grootse daden gebeuren.
Geraadpleegde bronnen
Ach Lieve Tijd, Zeven eeuwen Rotterdam, de Rotterdammers en hun rijke verleden (Waanders, 1986)
Bloemendal, Jan, Erasmus in de serie elementaire deeltjes, Atheneum (derde druk, 2025)
Coelen, Peter van der (red.), Erasmus in Beeld, tentoonstellingscatalus Boijmans, 2008
Dodde, N.L, Tot der Kinderen selfs proffijt: een geschiedenis van het onderwijs te Rotterdam, SDU ’s Gravenhage, 1993
Erasmus, De correspondentie van Desiderius Erasmus deel 1, brieven 1-141, Uitgeverij Donker, 2004
Erasmus, Lof der Zotheid (vertaling Harm-Jan van Dam), Singel Uitgeverijen 2007 (verwijzing LdZ)
Erasmus, tekst Erasmusprijs (1523)
Februari, Maxim, Vrouwen zijn een voorbeeld voor jongens , NRC 17 september 2025
Graaf, B.A. De Graaf, Crisis!, Prometheus 2022
Graaf, Beatrice en Peels, Rik, Waar zijn de waarden en deugden in de politiek? , NRC 3 oktober 2025
Haemers, Jelle, Wijvenwereld, Uitgeverij Vrijdag, 2019
Kan, J.B. Geschiedenis van het Erasmiaans Gymnasium, Rotterdam 1884
Perry, Grayson, Mannen, uitgeverij Balans, 2016
Rummel, Erika (ed.) Erasmus on Women University of Toronto press inc., 1996
Triest, Monika, Met de Duivel naar bed, Van Halewijck Leuven, 2002
Verhoeven, Pieta, Rotterdamse beeldende kunst heeft bar weinig bekende vrouwen -wel naakte, Vers Beton, 2 juni 2025.
Weeda, Ferrie over Rotterdamse heksen, Havenloods 12 september 2025
WEEF.collective op Instagram: @weef.collective
Over de auteur
Marjan Beijering is een Nederlands historica, journaliste en docent. Haar expertise ligt op het gebied van vrouwengeschiedenis, oral history en Rotterdam. Samen met Anouk van Mil is zij initiatiefneemster van 2025: het Rotterdamse jaar van de vrouw. Van 8 maart (vrouwendag) tot en met 10 december (dag voor de rechten van de mens) wordt in Rotterdam aandacht gevraagd voor de positie van vrouwen in deze stad en wordt er gewerkt aan een gelijkwaardige toekomst voor alle Rotterdammers.
Lof der Zotheidspeld 2025 voor historicus Beatrice de Graaf
Het Comité “Erasmus icoon van Rotterdam” heeft de Lof der Zotheidspeld 2025 toegekend aan historicus Beatrice de Graaf (Putten, 1976). Zij ontvangt de prijs op maandag 27 oktober 2025 in de Burgerzaal van het Rotterdamse stadhuis uit handen van burgemeester Carola Schouten.
Beatrice de Graaf, prominent Nederlands historicus en terrorisme-expert, staat bekend om haar diepgaande onderzoek en haar inspanningen om de samenleving veiliger en veerkrachtiger te maken. Met haar onderzoeksteam brengt zij in kaart hoe samenlevingen en overheden omgaan met oorlog, conflict en crisis en vormgeven aan hun veiligheidscultuur als som van dreiging, belang en veiligheidspraktijken. Daarbij weet De Graaf complexe onderwerpen, zoals veiligheid, terrorisme en radicalisering toegankelijk te maken voor het brede publiek en de media.
Veiligheid is ook een belangrijk thema in het werk van Erasmus, die een afkeer had van oorlog en geweld en de noodzaak van verdraagzaamheid en dialoog benadrukte. Beatrice de Graaf wijst in haar werk op de menselijke kant van vrede en veiligheid. Daarmee sluit zij perfect aan bij Erasmus’ ideeën over open dialoog en intellectuele nieuwsgierigheid.
De Graaf is lid van de Christen Unie. Net als Erasmus geeft het geloof haar inspiratie en houvast om een humane samenleving te helpen bouwen. Haar werk blijft niet beperkt tot Nederland. Zij is internationaal actief en krijgt internationale erkenning voor haar wetenschappelijke verdienste, onder meer van universiteiten als Cambridge en Bonn, University of California, Los Angeles en de George Washington University, Washington.
In een tijd waarin de wetenschap vaak in de verdediging wordt gedrukt, zet zij zich in voor meer investeringen in onderzoek en wetenschap, en voor meer impact van wetenschap in staat en samenleving. Als lid van de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen (KNAW) publiceerde ze samen met haar collega’s in 2022 ‘Wetenschap met de ramen open’, een notitie met tien lessen voor wetenschappelijk onderzoek met maatschappelijke impact.
Het Comité “rasmus icoon van Rotterdam” organiseert de Erasmusweek en de uitreiking van de Lof der Zotheidspeld elk jaar ter gelegenheid van de verjaardag van Desiderius Erasmus (Rotterdam, 28 oktober 1466 – Bazel, 12 juli 1536). Voor het volledige programma van de Erasmusweek 2025, zie: www.erasmusrotterdam.com
Redevoering door Carola Schouten, burgemeester van Rotterdam

Geachte aanwezigen, beste Beatrice,
Van harte welkom in Rotterdam. De stad van Erasmus. En vandaag ook een beetje de stad van Beatrice. Want vandaag eren we jouw werk. Evenals jouw bijdrage aan de manier waarop we als samenleving omgaan met veiligheid, weerbaarheid en de vele crises die onze wereld teisteren. En juist op dit moment kunnen we niet anders dan denken aan de woorden van Erasmus, die 500 jaar geleden al zo wijs een belangrijk principe voorstelde, namelijk: ‘Mijns inziens bereikt men met een bescheiden houding meer dan door onbesuisd op te treden.’ Deze gedachte raakt de kern van wat jij doet in je werk, Beatrice. Jouw denkkracht, bescheidenheid, geduld en inzicht hebben jou niet alleen geholpen om complexe vraagstukken over veiligheid en terrorisme te doorgronden, maar ook om ons te laten zien dat het juist de bescheiden benadering is die de weg wijst naar begrip en verandering.
In een tijd waarin we voortdurend worden geconfronteerd met krimpende grenzen, groeiende verdeeldheid en toenemende onzekerheid, kiezen mensen vaak voor heftige, snelle antwoorden. Maar jij, Beatrice, hebt laten zien dat we meer bereiken met geduld, nuance en aandacht voor de lange termijn. Zoals Erasmus zo treffend stelde: ‘Intussen moeten wij ervoor zorgen dat ons hart niet wordt verdorven door toorn, haat of eerzucht, want juist wanneer wij streven naar godsvrucht zijn dat de valstrikken die ons bedreigen.’ Jij hebt ons leren begrijpen dat zelfs in de meest chaotische tijden het essentieel is om ons hart niet te laten verderven door de verleiding van snelheid en simplisme. Je laat ons zien dat de
zoektocht naar veiligheid, gerechtigheid en vrede niet kan worden gereduceerd tot snelle antwoorden, maar dat het juist vraagt om het vermogen om met de complexiteit om te gaan. En te allen tijde oog te houden voor de mens achter de crisis.
In jouw werk zie ik dit in praktijk gebracht. Jij hebt altijd gepleit voor diepgaande analyse en kritisch denken, maar ook voor empathie en verbinding. Je hebt ons geleerd dat veiligheid niet alleen draait om het voorkomen van dreigingen, maar ook om het begrijpen van de onderliggende verhalen en motivaties. Jij hebt het vermogen om niet alleen de feiten te verzamelen, maar ook de menselijke dimensie van elk conflict te doorgronden. Dit getuigt van een bescheidenheid die niet alleen wetenschappelijk is, maar ook moreel sterk. Want het vergt moed om in tijden van crisis niet te vervallen in haat of onbesuisd optreden, maar juist de ruimte te nemen om te begrijpen en te helen.
En hoewel de wereld steeds complexer lijkt te worden, blijf jij vastberaden om juist in die complexiteit oplossingen te zoeken. Zoals Erasmus zei, gaat het niet om het winnen van de strijd door snelle overwinningen, maar om de voortdurende zoektocht naar het juiste pad. Jij begrijpt dat. In je eigen woorden: ‘Crisis is vandaag geen uitroep meer, maar een staat van zijn’. En met dat besef weet je ons altijd weer te wijzen op wat we kunnen doen om niet te bezwijken voor de chaos, maar juist sterker en veerkrachtiger te worden.
Je hebt ons ook geleerd dat een crisis vaak de uitvergroting is van een dieperliggend probleem. Iets dat je niet kunnen negeren, maar waar we naar moeten kijken met een open blik. Zoals je zelf zo mooi hebt gesteld: ‘De kwetsbaarheidsparadox maakt immers dat naarmate een land en een bevolking rijker en veiliger worden, en er beter in slagen crises te voorkomen, de ontreddering des te groter is wanneer zich dan af en toe toch een crisis voordoet.”
Het is een realiteit die we niet kunnen ontkennen, maar waarin jij ons juist leert om een fundament van hoop en veerkracht te leggen. En dat is precies wat jouw werk zo krachtig maakt: het biedt perspectief. Niet door de realiteit te negeren, maar door ons eraan te herinneren dat wij niet machteloos hoeven te zijn. Jij helpt ons herinneren dat wij, zoals Augustinus zei, de tijden zijn.
In tijden van verwarring en onzekerheid, zoals jij zo treffend schrijft, is het van groot belang dat we niet alleen de feiten ordenen, maar dat we ‘verhalen vertellen die mensen richting geven.’ Jij doet dat door ons een handelingsperspectief aan te reiken dat verder gaat dan de onmiddellijke paniek van het moment. Jij leert ons om hoop te houden; ook als de weg niet altijd rechtlijnig is. Jij brengt de lessen van het verleden naar het heden en laat ons zien dat het niet gaat om het ontkennen van de pijn of de chaos, maar om het vinden van manieren om ons hart niet te laten verdoven door angst of woede.
Beatrice, jouw werk is een baken van moed en hoop in een tijd die ons vaak probeert te ontmoedigen. Jij hebt laten zien dat het niet de grote, harde handelingen zijn die de samenleving veranderen, maar de bescheiden, geduldige en empathische benadering die in staat is om diepere, blijvende veranderingen te bewerkstelligen. Jij bent voor ons allemaal een voorbeeld van de kracht van wetenschap, medemenselijkheid en van een liefde voor de wereld die niet opgeeft. Ook of juíst als het moeilijk is. Het is dan ook met grote vreugde en trots dat ik je vandaag de Lof der Zotheid-speld mag opspelden. Jij hebt bewezen dat je, met de wijsheid en de bescheidenheid die Erasmus zo waardeerde, daadwerkelijk een verschil maakt in deze wereld. Gefeliciteerd Beatrice. En dank je wel voor alles wat je doet.
Dank u wel.
Dankwoord Beatrice de Graaf
Geachte aanwezigen, burgemeester, leden van het Erasmuscomité, lieve vrienden en familie,

Vorige week keek ik nog uit op het kleine kamertje dat Erasmus bewoonde in Queens’ College in Cambridge. Daar woonde hij drie jaar, gaf er les, discussieerde met vrienden, en sloeg liters wijn achterover. Het kon hem niet genoeg zijn, niet in vrienden, discussies, en al helemaal niet aan wijn. Er stond immers iets op het spel: de toegang van mensen tot woorden van wijsheid en van waarheid. Over die wijsheid en die waarheid, daar moest over gepraat en geschreven worden. En niet zo’n beetje ook.
Erasmus produceerde aan de lopende band kleinere of grotere meesterwerken: Lof der Zotheid, een nieuwe bijbelvertaling, handboeken over taal, cultuur, opvoeding en over naastenliefde. Hij leefde bij het motto dat hij zelf in zijn encyclopedie van redewendingen, de Adagia, noteerde: onwetendheid is de moeder der hoogmoed. Een lieve vriend liet me een oorspronkelijke druk zien, in Trinity Library, enkele colleges verderop.
Vanuit mijn College, St Catharine’s, kon ik aan de andere kant, op een steenworp afstand, de plek zien waar in diezelfde periode of iets later de reformatoren in Engeland elkaar ontmoeten: de White Horse Inn. Een paar jaar later werden ze in het zicht van die Inn op de brandstapel vermoord, omdat ze het hadden gewaagd de macht van de kerkleiders en koningen uit te dagen.
Erasmus ging nooit zo ver als Luther of deze reformatoren. Hij zat liever op zijn kamertje in Queens College wijn te drinken met wat bekenden. Hij was een beetje bevreesd voor onbekende mensen. Voor massa’s en voor confrontaties. En al helemaal voor brandstapels, echte of online shitstorms.
Waar staat u, wij, ik tussen deze twee polen?
Op school kreeg ik les in Luther en de Reformatie. Dat was de man die volgens de legende zijn inktpot naar de duivel wierp, die de keizer in zijn eentje tegemoet trad, en in een wilde vlucht uit handen van des keizers soldaten wist te blijven. Maar mijn moeder zei altijd al over die zinnen uit het Lutherlied, een Vaste burcht is onze God: ‘Delf vrouw en kinderen het graf, neem goed en bloed ons af, het brengt u geen gewin, wij gaan ten hemel in’. Wie durft dat nu serieus uit volle borst mee te galmen? Nee, dan Erasmus. Die bleef altijd een beetje op de achtergrond, hij was geen kerkbestormer, bleef katholiek, en zocht zeker niet de confrontatie. Ik ben bang dat ik ook iets meer begrip heb voor de positie van Erasmus dan voor Luther. Je wilt het goede, het ware en het schone uitdelen, zonder dat het besmeurd wordt door polemiek, door machtspelletjes of door lelijke woorden. En het liefst ook zonder dat je zelf wordt besmeurd.
Maar we zijn in Rotterdam. De stad waar de mensen het hart op de tong dragen (ook een spreuk van Erasmus, die hij overigens in Lof der Zotheid aan de dwaas toeschrijft en dus vermanend bedoelt). Waar je mag, zelfs, moet zeggen hoe het is. Maar om vervolgens ook te doen wat goed is, het beroemde Rotterdamse geen woorden maar daden te laten zien, dat is nog iets anders.
Erasmus wist al dat dat goede doen, dat dat niet vanzelf gaat: ‘De wil kijkt vele malen door het venster eer de daad de deur uitgaat.’ Daar wist Erasmus over mee te praten, over die twijfel, doe ik wel het goede, wat is mijn taak nu precies? Hij was onechtelijk kind van een priester, had daarmee in die tijd een achterstand qua status of positie. En toch waagde hij het te suggereren dat onderwijs en opvoeding anders moesten. En toch publiceerde hij gewoon een nieuwe bijbelvertaling, dwars tegen alle conventies en kerkelijke edicten in. En toch verklaarde hij dat de kerk en de machthebbers te corrupt waren. En dat niet alleen de kleine kinderen, maar ook zij zelf zich moesten onderwerpen aan de deugdzame wetten van Jezus Christus, aan naastenliefde, armenzorg en nederigheid. Hij sprak zich uit tegen vervolging van ketters – wat ook een ketterse uitspraak was. Erasmus werd zelf nooit in de ban gedaan of gearresteerd. Maar hij kreeg veel hoon en smaad te verduren. Boeken van hem werden gecensureerd of verboden.
En toch ging hij door. Omdat hij vond dat dat moest, op grond van zijn humanistische principes. En – heel cruciaal voor Erasmus – omdat vrienden, geliefden hem steunden. Erasmus was de man die geloofde in de ‘Republiek van de Letteren’, in de gemeenschap van mensen van goede wil, die met elkaar zoeken naar het goede voor de stad. Hij was geen demonstrant, geen snelwegplakker, geen bezetter. Hij stond niet vooraan. Maar hij steunde ze wel. Hij koos partij voor de onderdrukte, de underdog, en voor waarheid en recht.
Ik neem deze Lof der Zotheidspenning daarom aan met groot ontzag voor Erasmus. Maar ook met enige beving voor de opdracht die ervan uitgaat. Om in tijden van polarisatie, op te roepen tot cancellen, bedreigingen, toch het ware, goede en schone te blijven zoeken. Niet alleen tussen de boeken te blijven zitten (en teveel wijn te drinken). Maar ook naar buiten te treden, je uit te spreken en dan ook de daad bij het woord te voegen.
Ik weet dat u hier in Rotterdam met deze burgemeester en dit gezelschap daar ook pal voor staat. En daarom durf ik de speld aan te nemen. Omdat we deze strijd gelukkig niet alleen hoeven te voeren. Het is genoeg om enkele medestrijders te hebben. En het is mogelijk om dan zelf ook genereus en gastvrij anderen mee te nemen in die zoektocht naar het goede. Zoals onze grote Rotterdammer al wist: ‘Liefde, ook naastenliefde, kun je evenmin verbergen als hoest.’ En: Zolang de pot op het vuur staat, leeft de vriendschap.
Wat mij brengt bij het einde van dit dankwoord en het begin van de borrel!