Erasmusweek 2023: Erasmus, juist nu!

door Han van Ruler

Professor Intellectuele Geschiedenis aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en Vice-decaan van de Erasmus School of Philosofy (ESPhil)

Mevrouw de wethouder, hooggeachte laureaat, zeer geachte aanwezigen, 

I

Soms lees ik Erasmus en kan mij zijn beeldtaal maar nauwelijks boeien. Neem bijvoorbeeld zijn lofprijzing van Alexander Stewart, de bastaardzoon van de Schotse Koning die bisschop van St. Andrews zou worden en met wie Erasmus in Siena nog onder één dak had gewoond toen hij de jongen retorica en Grieks onderwees. Alexander wordt door Erasmus afgeschilderd als het allerbraafste jongetje van de klas. Elke dag werkte hij aan zijn studies. In de namiddag wijdde hij zich aan muziek en aan zang, maar als hij ’s avonds ging eten, ging dat altijd weer gepaard met voorleessessies uit stichtelijke literatuur. De tiener, schrijft Erasmus instemmend, maakte enkel tijd vrij voor de uitoefening van zijn godsdienst… en natuurlijk ook nog om te slapen. Als hij al eens tijd had voor iets anders, zocht hij geen ontspanning, maar stortte hij zich op het lezen van de historieschrijvers. Een voorbeeldige jongen, kortom, geheel aan de muzen en vooral aan Christus gewijd. 

Wij brengen vandaag Erasmus en de mensenrechten bij elkaar, maar is Erasmus daar wel modern genoeg voor? Rotterdam is dan een heel moderne stad, maar Erasmus lijkt soms hopeloos verouderd. Mensenrechten bestonden in zijn tijd nog niet en aandacht voor individuele keuzes bij het inrichten van je persoonlijke leven al helemaal niet. Wat hebben we in een tijd waarin we vooral elkaars passies bewonderen aan een denker die zich daar continu minachtend over uitliet en die alleen deugd, ijver en stichtelijke vroomheid prijst? Wat moeten we in onze tijd van globalisme en diversity-vraagstukken [bovendien] met een theoloog die een Christocentrisch wereldbeeld vertegenwoordigt? En wat moet onze Speld-laureaat Lilian Gonçalves – Ho Kang You, die in haar Mandeville-lezing van 2007 (natuurlijk ook hier in Rotterdam) als geen ander de schaduwkanten van “corporatisme, gemeenschapszin [en] hechte nationale eenheid” heeft benadrukt, met een denker die politiek zag als het aandacht geven aan het eigen volk, en die Plato en het Nieuwe Testament voorschreef als norm voor de gehele mensheid?

Nou, schrikt u niet! – ik zal u maar meteen verklappen waar ik vandaag heen wil: Ja, Erasmus lijkt misschien soms hopeloos ouderwets, maar hij is niettemin bij uitstek degene om bij stil te staan ter gelegenheid van 75 jaar mensenrechten. Hij komt weliswaar uit een andere tijd en zijn taal en stijl zijn vaak niet de onze, maar wat hij te zeggen had is gek genoeg nog steeds uitermate relevant. Er is, kortom, ook anno 2023 nog alle reden om het ideaal van de mensenrechten op Erasmus’ geboortedag te vieren en om zijn Speld uit te reiken aan onze laureaat. 

II

Wat heeft Erasmus ons dan te zeggen? Laten we eens terugkeren naar Alexander. Het portret van de jongen is opgenomen in Erasmus’ commentaar op het beroemde spreekwoord Spartam nactus es, hanc orna – dat wil zeggen: “Sparta is je toegevallen, maak er iets moois van!” Dat spreekwoord heeft het niet tot in onze moderne talen gehaald, zoals veel van de andere spreekwoorden in Erasmus’ verzameling wèl, maar het is toch beroemd geworden – niet omdat wij het nog gebruiken, maar om wat Erasmus erover schreef! 

‘Hou op met oorlog voeren,’ is Erasmus’ boodschap hier, en hij richt zich daarbij op de koningen en de vorsten van zijn tijd. ‘Je hebt immers wel iets beters te doen: je eigen land opbouwen, bijvoorbeeld!’ (“Sparta is je toegevallen, maak er iets moois van!”) Erasmus schrikt er niet voor terug om de vorsten van zijn tijd met wilde dieren te vergelijken: wat zij vertonen is enkel territoriumdrift. Laat ze in plaats daarvan vrijheid en geluk binnen hun eigen landsgrenzen garanderen… dat is pas een waardevolle vorm van politiek!

Nu, Erasmus doceerde spreekwoorden, maar met zijn commentaar op die spreekwoorden was hij tegelijkertijd een influencer, en wist hij altijd wel iets interessants te zeggen. Bij het spreekwoord ‘Je moet wel als koning of als nar geboren zijn’, komt hetzelfde thema terug. Erasmus loopt nu niet alleen eigentijdse koningen, maar ook antieke goden af, om te laten zien hoe het hooggeplaatste individuen met een ego vaak alleen maar te doen is om lustbevrediging en bezit – en bij vorsten in het bijzonder om paardrijden en jagen; alles, zolang het maar niets te maken heeft met wijsheid, met de zorg voor veiligheid in de staat of met een interesse in het algemeen belang. 

Het spreekwoord Festina lente, ‘Haast u langzaam!’ heeft het wel tot onze moderne talen gehaald. Het gaf Erasmus aanleiding om over van alles en nog wat te schrijven: over Egyptische hiërogliefen bijvoorbeeld, en over de noodzaak van copyright… Hij maakt gaandeweg zonder blikken of blozen ook nog even reclame voor zijn uitgever – en daarmee dus ook voor zichzelf – maar uiteindelijk gaat het hem ook hier weer om zijn medemensen en om hun omgang met elkaar. ‘Haast u langzaam!’ zou volgens Erasmus namelijk niets anders uitdrukken dan wat de oude Plato altijd al had geleerd en wat Erasmus hier in heel praktische zin interpreteert als “Mensen, denk nou eens eerst na voordat je iets doet, en doe vervolgens zonder dralen wat je moet doen!” 

Met zijn spreekwoorden leerde Erasmus heel Europa lezen, maar met zijn commentaren bood hij zijn lezers ook een nieuw politiek perspectief. Als Erasmus in 1516 zijn boekje over De Opvoeding van de Christenvorst uitgeeft – in feite bedoeld als levensopdracht voor de jongeman die later keizer Karel V zou worden – belandden de thema’s van ‘Je hebt Sparta, maak er iets moois van’, ‘Je moet wel een koning of nar zijn’ en van ‘Haast u langzaam’ stuk voor stuk in Erasmus’ politieke filosofie. Er wordt wel gezegd dat diezelfde filosofie (de filosofie van De Opvoeding van de Christenvorst) via Willem van Oranje vervolgens een verdere weg vond naar het Plakkaat van Verlatinghe waarmee ons land zich uiteindelijk ontdeed van de zoon van Karel, Filips II; en dat dat Plakkaat vervolgens weer latere onafhankelijkheidsverklaringen inspireerde, waar op haar beurt de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens op zou kunnen zijn geïnspireerd. Zo is er een directe lijn mogelijk van 1516 naar 1948 – maar ik heb daar niet zoveel mee; ik geloof daar eerlijk gezegd niet zo in. Die lijn is historisch nogal speculatief, maar we hebben hem ook niet nodig. Veel belangrijker dan een opeenvolgende reeks van onafhankelijkheidsverklaringen is het innige verband dat er inhoudelijk bestaat tussen Erasmus en de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens.

III

Hoe zit dat? In elk van zijn haast ontelbare geschriften hamerde Erasmus er linksom of rechtsom wel op dat er zoiets bestaat als goed beleid – maar ook dat het in zijn tijd maar weinig leiders lukte om dat goede beleid ook daadwerkelijk van de grond te krijgen. Hij hoefde geen Rotterdammer te zijn om hier met een scheepvaart-vergelijking op de proppen te komen. (De klassieke oudheid zat al vol met vaststaande uitdrukkingen en morele verwijzingen naar wat het is om recht door zee te zijn, koers te houden, of juist te dobberen in een zee van ellende…) Maar Erasmus voegt daar nog wel iets aan toe: in de echte scheepvaart, schrijft hij, eis je terecht diploma’s, of ten minste enige ervaring van een schipper. Bij de politici van zijn tijd was dat niet het geval. Vorsten deden maar wat. Het liefst zou je je politieke leiders volgens Erasmus dan ook moeten kunnen kiezen, want zoals het nu ging, kon iedereen zonder enig talent zo maar bestuurder worden. Maar zolang verkiezingen nog niet tot de mogelijkheden behoorden in 1516, zat er niets anders op dan… dan maar vorstenkinderen zo goed mogelijk opvoeden – dat was precies het thema van Erasmus’ Opvoeding van de Christenvorst

En dat betekende nogal wat in 1516! 

Politiek bedrijven was in die tijd namelijk vooral oorlog voeren – en niet zomaar oorlog voeren, maar je leven wagen omdat vorst zus of zo uit was op gebiedsuitbreiding, of omdat de zwager van deze of gene edelman gestorven was en die edelman nu aanspraak maakte op het grondgebied van zijn zus (of zo). Erfeniskwesties bepaalden de politiek – en politiek was oorlogskunst om familiebelangen. En dan komt Erasmus: ‘Je hebt Sparta al, maak dáár nu eerst eens iets moois van!’ En dat betekent niet alleen dat politiek bij Erasmus in plaats van oorlogskunst vredeskunst werd, maar ook dat het in de politiek niet om grondgebied ging, maar om de juiste omgang met mensen in een bestaand grondgebied, al ging het maar om Luxemburg: politiek is primair binnenlands beleid! 

En daarmee wordt Erasmus’ Platoons-Christelijke wijsheids-ideaal opeens ook heel praktisch, want waar komt dat binnenlandse beleid bij Erasmus dan in de praktijk op neer? Het gaat hem om het goed inrichten van de rechtspraak, om het aanpassen van bestaande wetten vanuit het oogpunt die te kunnen verbeteren, om het bestrijden van de misdaad; om rechtvaardig, maar ook mild te straffen; te zorgen voor een progressief belastingstelsel, zodat er een goede bestaansvoorwaarde wordt geschapen voor iedereen, te investeren in onderwijs en infrastructuur, en corruptie te bestrijden. 

Het staat er echt allemaal, in 1516! Plato’s ideaal van onpartijdigheid en belangeloosheid was volgens Erasmus niets anders dan Christus’ ideaal van eerlijkheid en rechtvaardigheid, maar hij vertaalde die abstracte filosofische richtlijnen zelf heel concreet in zaken die ook in onze Universele Verklaring een concrete rol toebedeeld hebben gekregen; net zoals de meer abstracte idealen van vrijheid van spreken, het vasthouden aan the rule of law en de focus op het algemeen belang. Erasmus schreef de wereld precies datgene voor waar we ook vandaag de dag nog in geloven – en waar we vandaag de dag ook nog steeds voor moeten strijden.

IV

Dat was dus eigenlijk allemaal verre van ouderwets. Natuurlijk, andersom zou Erasmus ook van ons iets kunnen leren – over de emancipatie van vrouwen, bijvoorbeeld. Maar vergeet dan niet dat hij opnieuw de eerste was die ook aan de mondigheid van vrouwen bijdroeg door hen zicht te bieden op serieus onderwijs; iets wat voor de meeste antieke filosofen nog ondenkbaar was geweest. En natuurlijk was Erasmus door en door Christelijk, maar paradoxaal genoeg was Erasmus’ Christendom een ideaal dat openstond voor iedereen: voor Joden, Turken, zwarte Afrikanen en zelfs voor Christenen, want de meeste mensen waren dat volgens Erasmus alleen nog maar in naam! Opvoeding – niet alleen van de vorst, maar in feite van iedereen – was wat mensen verder kon brengen, maar hoe je die opvoeding precies noemde, dat maakte Erasmus niet veel uit. Heel brutaal schreef hij juist in ditzelfde boek (de Opvoeding van de Christenvorst) dat filosoof of Christen zijn eigenlijk hetzelfde was. Erasmus’ Christendom was dan ook geen partijpolitiek Christendom. De boodschap van Christus was voor Erasmus vooral een sterk wapen om nooit compromissen te hoeven sluiten op het gebied van rechtvaardigheid; en anderzijds een goed bruikbare spiegel voor de hypocriete Christenen van zijn tijd. 

“Maar er waren in Erasmus’ tijd toch nog helemaal geen mensenrechten?” Nee, ook dat klopt, maar als we nu toch een historisch verband willen zoeken, laten we dat dan niet zoeken in onafhankelijkheidsverklaringen waarin misschien wel iets is meegenomen van Erasmus’ politieke idealisme, maar waarin altijd net zo goed het veiligstellen van historisch gegroeide privileges meespeelt. Het gaat dan niet over goede sociale condities, maar over de vrijheden van een stad of van een volk – het soort geopolitieke argumentaties, kortom, waar Erasmus niet veel mee op had. In die zin zijn de Rechten van de Mens veel meer Erasmiaans geïnspireerd dan de onafhankelijkheidsverklaringen van dit of dat volk. Bij mensenrechten gaat het juist niet om rechten die worden verdedigd vanuit het perspectief van de geschiedenis, maar om rechten die worden verdedigd vanuit het oogpunt van de waardigheid van alle ingezetenen van een bepaalde maatschappij. En binnen die maatschappij gaat het dan weer niet om een vorm van staatscollectivisme, maar om het garanderen van fundamentele omgangsnormen die van het goed functioneren van het rechtssysteem automatisch de lakmoesproef maken voor het goed functioneren van de maatschappij als zodanig – bij Erasmus precies zo, als in onze Universele Verklaring. 

Dat we mensenrechten hebben weten vast te leggen is een daad van zelfopvoeding die ons uiteindelijk veel strikter aan Erasmus bindt dan de eventuele mogelijkheid van een direct historisch verband tussen zijn teksten en de onze. Door überhaupt na te denken over de manier waarop we kunnen waarborgen dat staten doen waarvoor ze bedoeld zijn, bouwen we niet alleen voort op Erasmus, maar scharen we ons ook inhoudelijk achter wat hij zag als de fundamentele voorwaarden voor goed bestuur – achter idealen die de verantwoordelijkheid zouden moeten zijn van elke regering en die zouden moeten gelden voor ieder afzonderlijk mens.

Dat we die opvoedingsslag met zijn allen hebben gemaakt, komt niet alleen omdat we juist 75 jaar geleden, in 1948, met schaamte terugkeken op onze pijnlijke historische fouten, maar ook omdat we destijds konden teruggrijpen op een politiek-filosofische traditie van enkele eeuwen oud, die aan het licht had gebracht wat politiek ook zou kunnen zijn. In die zin is de Opvoeding van de Christenvorst inmiddels de Opvoeding van de Wereldgemeenschap geworden.

V

En dat brengt me weer terug bij Alexander Stewart. Want waarom speelde die jongen eigenlijk een rol in Erasmus’ spreekwoordenverzameling? Dat was omdat Alexander in 1513 jammerlijk was omgekomen bij de Slag van Flodden Field in alweer zo’n zinloze oorlog – de oorlog die zijn vader, de Koning van Schotland, tegen Engeland aan het voeren was. Alexander was nog maar twintig jaar oud en zijn portret moest kleur geven aan Erasmus’ argument over de totale gekte van de oorlog.

Erasmus gebruikte daarvoor een beeldtaal die misschien niet meer de onze is. Hij maakte van Alexander een braaf studiehoofd, een engel van een puber in de meest onaantrekkelijke zin van het woord: een niet-levenslustige, vroegoude en heel kuise tiener-heilige. We weten niet hoe Erasmus zijn verdriet om de dood van Alexander vandaag de dag zou hebben verwoord. Wij post-Romantische mensen hebben inmiddels de beschikking over een heel scala aan manieren om ons uit te drukken en beschikken bovendien over de vrijheid om dat, for better or for worse, dan ook maar te pas en te onpas te doen. 

Erasmus moest, voor zijn eigen veiligheid, binnen de marges van religieuze en filosofische dogma’s opereren om überhaupt te kunnen zeggen wat hij vond. Hij zou echt versteld hebben gestaan, als hij ons vandaag de dag kon zien: versteld over de breedte en de toegankelijkheid van ons onderwijs, over de toewijding van miljoenen professionals die er in hun dagelijkse werkzaamheden niet eens aan zouden willen denken om corrupt te zijn – en ook versteld over onze welgemeende belangstelling voor mensenrechten. Wij hebben inmiddels veel bereikt, maar dat mensenrechten vandaag de dag nog net zo actueel zijn als ten tijde van Erasmus, betekent natuurlijk niet dat wij niet meer te maken hebben met landjepik of met gerechtelijke willekeur (ik hoef de voorbeelden niet voor u op te sommen); dat wij minder gevaar zouden lopen om opnieuw te vervallen tot politieke barbarij; of dat Erasmus’ les van eerlijkheid, rechtvaardigheid en de noodzaak van voortgaand onderwijs voor ons zou hebben afgedaan. En tenslotte: hoeveel vrolijker of levenslustiger wij misschien ook denken te zijn in vergelijking met de generaties die aan ons voorafgingen – hoeveel leuker wij onszelf of onze eigen tijd misschien ook mogen vinden – dat betekent niet dat we ons minder serieus zouden moeten bekommeren om Erasmus’ waarschuwingen; zijn waarschuwingen, bijvoorbeeld, tegen de blindheid en zelfingenomenheid van onopgevoede mensen met macht, en zijn even belangrijke waarschuwing dat daar een serieus opvoedingsideaal tegenover moet staan. Mensen, zei Erasmus, worden niet geboren, maar gevormd. 

Dus: Erasmus – verouderd of zelfs ouderwets? Het zijn dezelfde idealen die we nog steeds koesteren en waarvoor we, zoals gezegd, nog steeds moeten vechten. We hebben ze enkel opnieuw aan de orde gesteld nadat Erasmus dat al 500 jaar geleden gedaan had. Het zijn in feite Erasmus’ idealen die we met vallen en opstaan inmiddels hebben doorontwikkeld tot ons moderne begrip van ‘mensenrechten.’ Als we vandaag het 75-jarig bestaan van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens vieren met een onderscheiding aan onze laureaat, doen we dat dan ook niet voor niets met: de Speld van Erasmus!

Ik dank u wel.