Geachte wethouder, geacht Comité Erasmus en geachte aanwezigen, lieve vrienden en familie.
Vereerd en ook bedeesd ben ik dat door u, wethouder Natasha Mohamed – Hoessein, aan mij de Lof der Zotheidspeld is uitgereikt hier in het Stadhuis in Rotterdam.
Rotterdam, mijn stad van aankomst in Nederland uit Suriname. Het was een mooie herfstdag in augustus 1964, toen ik met mijn moeder met de Nieuw Amsterdam de Rotterdamse haven binnenvoer. Het vlaggenschip van de Holland Amerikalijn torende hoog uit boven de Lage Landen. Dat was precies zoals ik dat uit de schoolboeken kende.
Als 17-jarige zette ik parmantig voet aan wal, met een lange vlecht en een grote koffer vol ambities en vrolijkheid.
Nu sta ik niet in de haven maar in de Raadszaal van Rotterdam en is aan mij de Lof der Zotheidspeld uitgereikt. Die wordt volgens het boekje jaarlijks aan een Rotterdammer toegekend. Wat een dwaasheid om nu een Amsterdammer te vereren! Wellicht had Erasmus daar niet van opgekeken. Hij was immers in de eerste plaats een wereldburger. Zo prijs ik mij met velen uit de diaspora gelukkig ook wereldburger te zijn. Met trots dragen we vanuit diverse perspectieven bij aan de verbinding en saamhorigheid in de Nederlandse samenleving die de onze is geworden.
Er is geen beter moment om stil te staan bij de hedendaagse betekenis van het gedachtegoed van Erasmus, de man die onvermoeibaar pleitte voor verdraagzaamheid. Oorlogen razen om ons heen, zelden zijn we met zulke ongekende wreedheden geconfronteerd als de afgelopen weken. Het humanitair oorlogsrecht wordt met de voeten getreden. We kijken naar elkaar, je kijkt naar jezelf en voelt je machteloos. Je beseft eens te meer dat verdraagzaamheid een onvoltooid project is, daar moet steeds voor worden gestreden om het te verwerven. Juist nu is het van uiterst groot belang dat we ons blijven inzetten voor de gelijke toepassing van internationaal humanitair recht door alle partijen en daarvoor in actie te komen.
Ik denk terug aan een project jaren geleden in Amnesty International waarbij Israëlische en Palestijnse Amnesty-groepen pogingen ondernomen om intensiever met elkaar samen te werken. Met spijt hebben we dat gezamenlijk moeten opgeven omdat communicatie met elkaar in technische zin bijna onmogelijk was en de beide groepen door de omstandigheden elkaar niet konden ontmoeten. Maar die pogingen tot verbinding waren er.
Het is een klein voorbeeld, kleine groepen dicht bij huis, maar dat is wel de plek waar mensenrechten en activisme beginnen, zoals Eleanor Roosevelt zo treffend verwoordde.
En wat doen we hier, dichter bij huis aan die verdraagzaamheid?
1 Er zijn tekenen van hoop voor wat betreft de omgang met het Koloniaal Verleden en vooral ook wat betreft het Slavernijverleden.
2 Er is een stap gezet in de omgang met koloniaal cultureel erfgoed. De regering heeft zich bereid verklaard om cultuurgoederen die tegen de wil van de bevolking van de voormalige koloniale gebieden zijn meegenomen terug te geven. Daarmee is erkend dat de oorspronkelijke bevolking onrecht is aangedaan en is de bereidheid getoond dit historisch onrecht zoveel als mogelijk is te erkennen. Dit teruggavebeleid is in samenspraak met de herkomstlanden ontwikkeld en die dialogen worden voortgezet. Er is duidelijk een behoefte om elkaar beter te begrijpen en ook een goede samenwerking op cultuurgebied verder te ontwikkelen en kennis en ervaring te delen.
3 Zo zijn er na jarenlange strijd van de Surinaamse diaspora ook wat het Slavernijverleden betreft stappen gezet. Na de erkenning van onrecht zijn excuses gevolgd door de Minister President en de Koning. Belangrijk is dat voorafgaande aan de excuses dialogen zijn gevoerd met diverse groepen in de samenleving. Bij enkele van die gesprekken was ik aanwezig. Daarbij bleek eerst voorzichtig van respect voor verschillen van inzicht, maar langzamerhand ook van interesse voor elkaars standpunten. Ook die dialogen worden voortgezet, we proberen steeds meer te leren van onze gemeenschappelijke geschiedenis en in het onderwijs wordt aandacht besteed aan het slavernijverleden.
Helaas moeten we constateren dat antisemitisme en islamofobie nu weer ernstige vormen hebben aangenomen. Er moet nog heel veel gebeuren om uitsluiting, discriminatie en institutioneel racisme te bestrijden en de gevolgen daarvan te mitigeren. Van alledaags racisme tot grenzeloze waardigheid is een lange weg. Erasmus schreef de Lof der Zotheid om op een meer satirische wijze aandacht te vragen voor de problemen van zijn tijd. Die betroffen toen het geloof en 500 jaar later zijn de tegenstellingen in religie nog steeds actueel en worden oorlogen gevoerd met ongekende wreedheden.
Erasmus grijpt naar humor om het afzichtelijke toonbaar te maken. Daarbij werd ik bijzonder getroffen door een passage waarin hij stelt: Welke oorlog kan worden gewonnen, welke staat blijft overeind zonder heldenmoed van dwazen. Dan denk ik aan Anton de Kom, eerst zijn daad van verzet tegen de onmenselijkheid van het koloniaal bewind waar hij voor werd gestraft met verbanning naar Nederland en daarna met de moed der dwazen in de Tweede Wereldoorlog in verzet kwam tegen de vijand van de kolonisator.
Zo denk ik ook met verdriet aan de Decembermoorden in Suriname, aan Kenneth Gonçalves, die zich standvastig verzette tegen het militair regime door brieven te schrijven. Die onder beangstigende omstandigheden zich bleef inzetten voor behoud van democratie en rechtstaat. Zich er terdege van bewust dat die strijd hem en medestrijders fataal zou kunnen zijn. Ja, welke staat blijft overeind zonder heldenmoed van dwazen. Van hun dwaasheid plukken we de vruchten van democratie en rechtstaat. De Lof der Zotheidspeld prikkelt en zet aan om die dwaasheden te koesteren en voort te zetten.
Ik dank u wethouder Mohamed-Hoessein en het Comité Erasmus voor dit eerbetoon.